Zelfheid

In de volksmond wordt het woord ‘zelf’ of ‘Zelf’ gebruikt. Het is een verwijzing naar zich zelf in de schrijf- en spreektaal. Als het woord ‘zelf’ wordt gebruikt, dan heeft degene die dat doet ook gelijk: “Ik ben toch mij zelf“. En dat klopt zeker! Iedereen is zich zelf, want iets in ieder is dat, echter de vraag is: is dat zelf leidend en komt het volledig tot expressie en manifestatie in het leven? Of wordt het zelf overschaduwd doordat andere zaken leidend zijn door vormingen en misvormen opgedaan op het levenspad?

Het bewust zijn van het ‘zelf’ of beter gezegd het ‘Zelf’ en hoe dat ‘Zelf’ zich manifesteert en uitdrukt in het dagelijks bestaan maakt ‘Zelf-heid’ of ‘Zelfheid’.

Zelfheid met de waardigheid van persoonlijkheid, menselijk of goddelijk, onsterfelijk of potentieel onsterfelijk, ontstaat echter niet in geest, bewustzijn, of materie. Zelfheid is de schenking van de Universele Vader, van God Zelf in elk wezen en dat maakt elk wezen Goddelijk. Zelfheid is in de Persoonlijkheid en ook in de verschijning van de persoonlijkheidszwaartekracht: “De mens herinnert zich God en gaat zoeken om uiteindelijk de weg terug naar God te vinden“. De mens kan via innerlijke ervaring zich naar binnen richten om dat Godsdeel te (her)vinden. Deze weg is de weg terug richting de Bron, naar de Vader, naar God en toont de Zelfheid.

De zwaartekrachten van geest, bewustzijn en materie, en de wisselwerking tussen deze zwaartekrachten, staat los van het verschijnen van de persoonlijkheidszwaartekracht. Een voorbeeld: het circuit van de Vader kan een materieel wezen met bewustzijn omhelzen dat niet reageert op de geest-zwaartekracht. Een ander voorbeeld is een geest-wezen met bewustzijn dat niet reageert op de materiële zwaartekracht. De werking van de persoonlijkheidszwaartekracht is altijd een wilsdaad van de Universele Vader.

Als een oneindig en uitsluitend persoonlijk wezen, kan de Eeuwige Zoon geen fragmenten van zijn natuur afscheiden. Hij kan geen geïndividualiseerde delen van zijn Zelfheid aan andere entiteiten of personen schenken, zoals de Universele Vader en de Oneindige Geest dit doen. Echter de Zoon kan zichzelf wel schenken als een onbegrensde Geest, waarin de ganse schepping wordt gebaad en die voortdurend alle geest-persoonlijkheden en alle geestelijke werkelijkheden tot zich trekt. En dit doet de Eeuwige Zoon inderdaad.

Goddelijke persoonlijkheid is niet egocentrisch. Zelf-distribuering en het meedelen van Persoonlijkheid kenmerken de Goddelijke Zelfheid met haar vrije wil. Schepselen hunkeren naar omgang met andere persoonlijke schepselen. Scheppers worden bewogen hun Goddelijkheid te delen met hun kinderen in het universum. De Persoonlijkheid van de Oneindige onthult zich als de Universele Vader, die werkelijkheid van zijn en gelijkwaardigheid van het Zelf deelt met twee persoonlijkheden, de Eeuwige Zoon en de Vereend Handelende Geest, die van gelijke orde zijn als Hijzelf.

De volledige functie van zulk een persoonlijkheidsgave is de beginnende bewustwording van verwantschap met de Godheid. Zulk een Zelfheid, waarin een voorpersoonlijk fragment van God de Vader woont, is naar Waarheid en in feite een Geestelijke Zoon van God. Deze mens onthult niet alleen het vermogen om de gave van de Goddelijke Tegenwoordigheid te ontvangen, echter vertoont ook reactieve respons op het persoonlijkheidszwaartekrachtcircuit van de Paradijs-Vader van alle persoonlijkheden.

De mens wordt zich al vroeg bewust dat hij niet alleen is op de wereld of in het universum. Er ontwikkelt zich in de mens een natuurlijke, spontane zelf-bewustheid van het bestaan van ander denkend bewustzijn in de omgeving van zijn Zelfheid. Geloofsvertrouwen vertaalt deze natuurlijke ervaring in religie, de herkenning van God als de werkelijkheid – bron, natuur, en bestemming – van een ander bewustzijn. Deze kennis van God is echter immer en altijd een realiteit van de persoonlijke ervaring. Indien God geen persoonlijkheid zou zijn, zou Hij geen levend deel van de feitelijke religieuze ervaring van een menselijke persoonlijkheid kunnen worden.

De bewustheid van de Gedachtenrichter komt overeen met de bewustheid van de Universele Vader en de Eeuwige Zoon : dat wat voorafgaat aan de individuele vormen van bewustzijn van de Vereend Handelende Geest. Zij bezitten krachten van Zelfheid die vergelijkbaar zijn met bewustzijn en bezitten op de een of andere wijze bewustzijn, want anders zouden zij nooit kunnen worden gepersonaliseerd. Zij zijn volhardend, vindingrijk, en volmaakt in hun werkmethoden, echter de volitionele Zelfheid van hun gastheren doen zij nimmer geweld aan. Geen mens zal door een Goddelijke Mentor ooit tegen zijn wil worden vergeestelijkt. Overleving is een gave van de Goden, die begeerd moet worden door de schepselen in de tijd.

Het verschijnsel van persoonlijkheid is afhankelijk van het voortduren van de identiteit van reactie van het Zelf op de universum-omgeving. Dit kan momenteel alleen worden bewerkstelligd via het medium van bewustzijn. De Zelfheid blijft bestaan in weerwil van de onophoudelijke verandering in alle samenstellende factoren van het Zelf. In het fysische leven vindt deze verandering geleidelijk plaats. De mens die aan het ontwaken is en één of meerdere Inwijdingen heeft genomen, is er een sterke plotselinge verandering: een repersonalisatie.

Bij de dood en bij de repersonalisatie is de verandering dus plotseling. Het feit der repersonalisatie bestaat hierin dat de in circuit gebrachte morontia-fase van het nieuw afgescheiden kosmische bewustzijn wordt aangegrepen door het ontwakende menselijke zelf. Voor deze ontwakende mens ontstaat er dus een morontia lichaam (een fijn-stoffelijk lichaam) naast het grof-stoffelijke lichaam (dat zich zal gaan hervormen). Indien de mens overlijdt, sterft het grof-stoffelijke lichaam, en ontstaat er een morontia lichaam voor de menselijke zelf die verder gaat in de opklimming als gestorven sterveling richting het Paradijs, de Bron. Dus nogmaals: de Zelfheid blijft bestaan in weerwil van de onophoudelijke verandering in alle samenstellende factoren van het Zelf. Alleen het voertuig (fijn/grof-stoffelijk_ om de Zelfheid heen kan veranderen.

De echte werkelijkheid van alle Zelfheid (in de Persoonlijkheid) kan in respons op de universum-omstandigheden functioneren krachtens het onophoudelijk veranderen van haar samenstellende delen. Een stagnatie eindigt onvermijdelijk in de dood. Het leven van de mens is een eindeloze verandering in de levensfactoren, verenigd door de stabiliteit van de niet-veranderende Persoonlijkheid. Let op: de uitdrukking van de Persoonlijkheid via karakter en gedrag als reactieve respons kan wel veranderen.

Op de evolutionaire werelden zoals onze planeet Aarde is de Zelfheid materieel. Zelfheid is een ding in het universum en als zodanig onderworpen aan de wetten van het materiële bestaan. De Zelfheid is een feit in de tijd en is responsief op de wisselvalligheden daarvan. Beslissingen om te overleven moeten hier worden geformuleerd. De karakter-structuren ontstaat door deze overlevingsbeslissingen.

In de morontia-staat is het Zelf een nieuwe, bestendiger universum-werkelijkheid geworden, en is zijn voortgaande groei gegrond op een steeds betere afstemming op de bewustzijns- en geest-circuits van de universa. Overlevingsbeslissingen worden nu bevestigd.

Wanneer het Zelf het Geestelijke niveau bereikt, is het een stabiele waarde in het universum geworden, en deze nieuwe waarde is gegrond op het feit dat er overlevingsbeslissingen zijn genomen, een feit waarvan de eeuwige fusie met de Gedachtenrichter heeft getuigd. En nu de mens de status van een ware waarde in het universum heeft bereikt, krijgt hij potentieel de vrijheid om de hoogste universum-waarde, dus God te gaan zoeken.

De grote uitdaging die de sterfelijke mens is geschonken is deze: als je besluit om de ervaarbare waarde-betekenissen van de kosmos te personaliseren in je eigen evoluerende Zelfheid? Of wil je, door het verwerpen van de overleving, toestaan dat deze geheimen van het Allerhoogst bewind blijven sluimeren in afwachting van de actie van een ander schepsel op een ander tijdstip die op zijn of haar manier zal trachten een schepsel-bijdrage te leveren aan de evolutie van de eindige God? In dat geval zal dat dan zijn of haar bijdrage aan de Allerhoogste zijn, niet de uwe!!

De verstandelijke, potentieel persoonlijke Zelfheden van het eindige treden te voorschijn uit de Derde Bron en Centrum en bereiken eindige tijd-ruimte-synthese met de Godheid in de Allerhoogste. Wanneer het schepsel zich onderwerpt aan de Wil van de Schepper, is dit geen verzinken of afstand doen van zijn persoonlijkheid: de individuele persoonlijkheidsdeelnemers in de actualisering van de eindige God verliezen hun volitionele Zelfheid niet door aldus te functioneren. Deze persoonlijkheden breiden zich veeleer in toenemende mate uit door deel te nemen in dit grote Godheidsavontuur van verwerkelijken. Door een dergelijke vereniging met Goddelijkheid verheft, verrijkt en vergeestelijkt de mens zijn evoluerende Zelf en brengt hij het tot eenheid, totdat het op de drempel der allerhoogste macht zelve staat: “De mens zit tegenover God“.

De onophoudelijke worstelingen van de schepsel-scheppingen voor het verkrijgen van volmaaktheid van status en goddelijkheid, getuigen deze eindeloze inspanningen van de niet aflatende worsteling van de Allerhoogste om Goddelijke Zelfverwerkelijking. God de Allerhoogste is de eindige Godheid, en Hij moet het hoofd bieden aan de opgaven van het eindige in de totale zin van dat woord. Al onze worstelingen met de wisselvalligheden van de tijd in de evoluties in de ruimte zijn weerspiegelingen van Zijn inspanningen om realiteit van Zijn Zelfheid en de voltooiing van Zijn soevereiniteit te bereiken, binnen de sfeer van handeling die door Zijn evoluerende natuur wordt uitgebreid tot de uiterste grenzen van wat mogelijk is binnen het eindige.

Ongerechtigheid in de eindige domeinen onthult de vluchtige werkelijkheid van alle Zelfheid die niet met God is geïdentificeerd. Alleen wanneer een schepsel zich met God gaat identificeren, wordt hij waarlijk werkelijk in de universa. De eindige persoonlijkheid is niet zelf-geschapen, echter in de keuze-arena van de superuniversa bepaalt zij zelf wel haar bestemming.

De bron van de universum-werkelijkheid is de Oneindige. De materiële dingen in de eindige schepping zijn de tijd-ruimte repercussies van het Paradijs-Patroon en het Universele Bewustzijn van de eeuwige God. Veroorzaking in de materiële wereld, Zelfbewustzijn in de verstandelijke wereld, en vorderende Zelfheid in de geestelijke wereld, deze werkelijkheden geprojecteerd op een universele schaal, gecombineerd in eeuwige verwantschap, en ervaren met volmaaktheid van kwaliteit en goddelijkheid van waarde, vormen de werkelijkheid van de Allerhoogste. Echter in een continu veranderend universum is de Oorspronkelijke Persoonlijkheid van veroorzaking, intelligentie en geestelijke ervaring, onveranderlijk, absoluut. Alle dingen, zelfs in een eeuwig universum van onbeperkte waarden en goddelijke kwaliteiten, kunnen veranderen en veranderen ook dikwijls, behalve de Absoluten en datgene wat de fysische staat, verstandelijke omhelzing, of geestelijke identiteit heeft bereikt die absoluut is. Deze Absoluten bevinden zich vlakbij of in het Paradijs. Een Absoluut is.

Het hoogste niveau waartoe de vooruitgang van een eindig schepsel hem kan brengen, is de herkenning van de Universele Vader en het kennen van de Allerhoogste. “De mens zit tegenover God“. Zelfs dan blijven dergelijke wezens die de volkomenheid als bestemming hebben, verandering ervaren in de bewegingen van de fysische wereld en in haar materiële verschijnselen. Zij blijven zich eveneens bewust van de vooruitgang van hun Zelfheid in hun voortdurende opklimming in het Geestelijke universum, en van groeiende bewustheid in hun steeds diepere waardering voor, en respons op, de intellectuele kosmos. Alleen in de volmaaktheid, harmonie en unanimiteit van wil kan het schepsel als één worden met de Schepper; en zulk een staat van Goddelijkheid wordt alleen bereikt en gehandhaafd wanneer het schepsel in tijd en eeuwigheid blijft leven door zijn eindige persoonlijke wil consequent te voegen naar de Goddelijke Wil van de Schepper.

Het verlangen om de wil van de Vader te doen moet altijd het allerhoogste verlangen zijn in de ziel en dominant zijn in het bewustzijn van een opklimmende zoon van God.

Ideeën zijn niet alleen maar de registratie van gewaarwordingen. Ideeën zijn gewaarwordingen plus de reflectieve interpretaties daarvan door het persoonlijke Zelf. Sterker zelfs : het zelf is meer dan de som van iemands gewaarwordingen. Er begint iets als een benadering van eenheid te komen in een zich ontwikkelende Zelfheid en die eenheid dankt zijn ontstaan aan de inwonende Tegenwoordigheid van een deel der Absolute Eenheid, dat zulk een zelf-bewust denken van dierlijke afstamming geestelijk activeert: de Zelfheid.

Het menselijke Zelf is ook niet alleen de optelsom van zijn achtereenvolgende staten van bewustzijn. Zonder het doelmatig functioneren van een sorteerder van het bewustzijn die daar tevens associaties tot stand brengt, zou er geen voldoende eenheid bestaan die de aanduiding van Zelfheid zou rechtvaardigen. Een dergelijk, niet tot eenheid gekomen bewustzijn kan moeilijk de bewuste niveaus bereiken van de menselijke status. Indien de associaties in het bewustzijn alleen maar van toevallige aard zouden zijn, zou het bewustzijn van alle mensen de onbeheerste en lukrake associaties vertonen van bepaalde fasen van krankzinnigheid.

Conclusie is dus : Iedereen is zich zelf, want iets dat Zelfheid zit in ieder. Echter de vraag is en blijft: is de (ontwikkelende) Zelf(heid) leidend en komt het volledig tot expressie en manifestatie in het leven? Of wordt de Zelfheid overschaduwd doordat andere zaken leidend zijn door vormingen en misvormen opgedaan op het levenspad?

Wat wil jij? Ook al ben je je Zelf.

Gepubliceerd
Gecategoriseerd als Artikel