Bemin God

Gods gaven — zijn schenking van realiteit — zijn geen afscheidingen van Zichzelf. Hij vervreemdt de schepping niet van Zichzelf, echter Hij heeft spanningen ingesteld in de scheppingen die rond het Paradijs wentelen. Het Paradijs is dat wat oneindig is in de eeuwigheid waarin alles bevindt. Elk wezen, dierlijk, menselijk of goddelijk, onsterfelijk of potentieel onsterfelijk, in geest, bewustzijn, of materie, al dat wordt door het Paradijs aangetrokken. Ook onze Zon, onze planeet Aarde, elk mens, jij en ik worden aangetrokken en geholpen om daarnaar terug te keren.

God bemint de mens eerst en verleent de mens het potentieel van onsterfelijkheid : de eeuwige realiteit. En wanneer de mens God bemint, dan wordt de mens eeuwig in actualiteit. En hierin ligt een geheimenis: “Hoe dichter de mens God nadert door liefde, des te groter wordt de realiteit – actualiteit – van die mens.” En de tegenpool : “Hoe meer de mens zich van God terugtrekt, des te dichter benadert hij de niet-werkelijkheid – het ophouden van zijn bestaan.

Wanneer de mens zijn wil wijdt aan het doen van de Wil van de Vader, wanneer de mens God alles geeft wat hij heeft, dan maakt God die mens tot meer dan hij is.

Gepubliceerd
Gecategoriseerd als Artikel